uit d’oude doosch

Hummeltje en ikVroeger als kind was ik meer op honden dan op katten. Mijn broers en ik kregen eindelijk na veel zeuren onze eerste hond: Hummeltje. Een klein zwart-wit-met-pluimstaart beestje, uit een nestje van 4. In januari 1978 (ik zei toch uit de oude doos) kwam Hummeltje bij ons wonen. Kan me van hem helaas niet veel herinneren, want hij is maar tot december van datzelfde jaar bij ons gebleven. Hummeltje was behoorlijk vals en kon onverwacht happen en zelfs doorbijten. Van Martin Gaus of puppy-training hadden we toen nog nooit gehoord en op advies van de dierenarts hebben mijn ouders ons kleine vriendje laten inslapen. Leed en verdriet natuurlijk.

Ik moest even diep graven in mijn fotodozen maar kwam nog wel schattige foto’s van hem tegen. Hummeltje in ze zee bij RenesseIn zijn veel te korte leven mocht hij overal mee naar toe, zo ook mee op vakantie naar Renesse. Hij stond de hele tijd in de zee en maar water drinken. Nadat hij er niet meer was, heb ik nog heel lang een speeltje van hem als knuffel gehad: een paar aan elkaar geknoopte sokken. Rook nog helemaal naar hem.

Ergens kort hierna, begin 1979 liep er ‘s avonds buiten bij een wandeling een klein kitten met mijn vader en mij mee. En maar miauwen en miauwen. Broodmager en verkleumd. Ik heb het beestje onder mijn jas gestopt en mee naar huis genomen. 

Entrez Noortje. Noortje was waarschijnlijk gedumpt en op zoek naar eten en warmte. Ze vond ons maar kon helaas niet bij ons blijven. Rechts van ons woonde een duivenmelker met prijsduiven, links een siervogel-houder. De katten die er wel eens rondliepen, waren nooit een lang leven beschoren… Noortje was ziekjes, diarree (de eerste nacht was de woonkamer flink ondergeflatst) en veel te dun maar mocht wel blijven. Met veel verwennen kwam ze er weer bovenop. Ondertussen werd er naarstig gezocht naar een nieuw thuis, want ze kon echt niet blijven vanwege bovengenoemde buurmannen. Die stonden bij wijze van spreken al klaar met het gif. Gelukkig vonden we een nieuw thuis voor haar bij een collega van mijn vader. Het laatste wat ik daarvan weet, is dat Noortje zwanger bleek en meteen in haar nieuwe huis een nestje ter wereld bracht.

Blacky kwispeltOndanks al het verdriet om Hummeltje wilden wij, kids, toch weer een hond. Op een dag in oktober 1979 kwam ik thuis en stond er opeens een zwarte hond rechtop met zijn poten op de vensterbank te blaffen.

Blacky!

Mijn ouders waren naar het asiel geweest en hadden Blacky meegenomen. Een bastaard hond van ongeveer een jaar oud. Een hond met een gebruiksaanwijzing, dat wel, maar voor ons o zo lief.

In het begin was het even wennen aan elkaar. Hij had duidelijk een verleden van zijn vorige eigenaars en was bijvoorbeeld bang voor mannen. Maar dan alleen mannen zonder baard, want mijn vader had een baard en dat was dan weer geen probleem. Het grootste feest was altijd als mijn moeder soep kookte, bouillon die moest trekken met draadjesvlees met een schenkel erin. De pan stond dan uuuuren te pruttelen en meneer zat dan te wachten. Hij wist gewoon dat als het vlees van de schenkel was gehaald hij het bot kreeg. Vaak was hij te ongeduldig en wilde hij niet wachten, ook al was het bot nog te heet. Op de een of andere manier wist hij dat dan en pakte hij het nog te hete bot voorzichtig tussen zijn tanden en verdween in de achtertuin. Daar lag hij dan nog heel lang te knagen en te smikkelen. Nog jaren na zijn hemelen (hij is gelukkig oud geworden), vonden we bij het omspitten van de tuin die schenkels!

Ik denk nog vaak aan Blacky, het was een heerlijke hond. Zijn etensbak gebruik ik nu nog als drinkbak voor de katten.

Leave a Reply

Your email address will not be published. Required fields are marked *